Interview met Teja van Hoften


Het weidse uitzicht van het huis in Celleno is als een levende bioscoop, waar iedere dag de schapen voorbijkomen en waar in de diepte de beek stroomt, fossiele zeeleliesteeldelen met zich meevoerend, wat ons verbindt met miljoenen jaren geleden. De rust van de herhaling, het onverstoorbaar eeuwigdurend ritme van de veranderende seizoenen.

Het eerste beeld dat in me opkomt als ik aan Celleno denk, is de bloeiende mimosa in de tuin van CAM. Marinus en ik kwamen begin maart 2009 in Celleno aan. In Duitsland was het nog volop winter met pakken sneeuw. Maar eenmaal de bergen van Oostenrijk over, was het in Italië opeens zoveel zachter, lente in de lucht. We waren verbaasd dat er nog zoveel mensen aan de verkeerde kant van de bergen waren gaan wonen…

Hoe er plotseling een lichte waas van voorzichtig lentegroen tussen de kale takken verscheen. En weer later witte wolken kersenbloesem, menshoog koolzaad, zonnende hagedissen en zelfs een slang in de tuin. De kantelende schaduwen onder de olijfbomen, die de hellingen van de heuvels zichtbaar maken.

En de muziek van de stilte. Alleen geluiden uit de natuur, de bruisende beek, de vogels. De rust en stilte van echt donkere nachten, die op mij werkten als een reinigingskuur. Dat is waar ik in Celleno het meest van genoot. Geen t.v., geen telefoon, geen bezoek en ook samen zwegen we veel. Maar om ons heen schitterde, geurde, kwetterde en scheen de lente voluit.

Ik had takachtige keramische vormen meegenomen waar ik gehaakte tegenbeelden bij heb gemaakt, het zachte antwoord op het harde verstijfde van gebakken klei. Dat had ik in principe overal kunnen doen, maar tegelijkertijd ontdekte ik ter plekke van alles, waar ik later thuis weer mee verder ben gegaan zoals de lymfevaten/sterrenstelsels van zeewierballetjes, de spermatozoïden van zeeleliesteeldelen, de darmachtige bamboewortels, de rubbings van de vloer, waar ik later in gesneden heb en tot een kunstenaarsboek verwerkt ‘con amenta in mente’.

En ik heb een dagboek bijgehouden:

Een week lang was het bijna zomer maar nu is het ijzig koud, 4 graden en een felle noordenwind. Na door Bagnoregio gelopen te hebben, nu binnen met een flinke voorraad boodschappen, een goede soep tussen de middag en de kachel aan. Het is zuur buiten. Ik stort me op de Etrusken.

In 1973 ben ik een week in Rome geweest en had daar een map met kaarten gekocht over de schilderingen in Tarquinia, maar er was toen geen tijd om die te bezoeken. Jarenlang hebben ze tijdens mijn kunstacademietijd boven de eettafel aan de muur gehangen en zijn ze in mijn hoofd tot Egyptische proporties gegroeid. Ik wilde er persé naar toe, maar zoals dat dan vaak gaat, valt het tegen. In ieder geval de afgebeelde mensfiguren. Andere dingen vallen je op zoals de leuke getekende slingers en behangpatronen. En wat indrukwekkend was het om zelf tijdens het wandelen bij Castel d’Asso, waar geen enkele toerist komt, ondergrondse Etruskische beddenrijen te ontdekken. Een landschap met verborgen lichaamsholtes. (De relatie lichaam en landschap speelt bij teja van hoften altijd een belangrijke rol in haar werk.)

Rinies beamer doet het niet meer. Naar Monica om raad krijgen we onmiddellijk een oude monitor van hen in bruikleen mee en een rondleiding door hun huis, tevens kennismaking met de vijf katten. Wat zijn ze allemaal aardig! Erna naar het zwavelbad. Een beetje gek gevoel zo naast wildvreemden een uurtje liggen weken.

’s-Middags toch even bewegen en naar de rivier om een soort trompetvormige schelpjes te zoeken Fossielen? Pootjes van een soort kreeftjes? Of de kokertjes van kokerwormen? Ik weet het niet, maar wel erg mooi en rijgbaar. (Thuis van Corien gehoord dat het fossiele zeeleliesteeldelen zijn.)

Onderweg stilgestaan bij een zekere 20 cm. lange regenworm, die dapper de weg overstak. Het traag intrekken en uitglijden en opeens veranderde hij van richting en werd zijn staart zijn kop. Thuis peuterde ik twee uur lang de schelpjes met naald en haaknaald schoon terwijl Rinie zijn eerste regendrukjes maakte. Even later klaterde het met bakken uit de hemel. Daar heeft hij een spannende film van gemaakt.


Sneeuw! Koud maar zonnig, dus het wit was weer snel verdwenen. Weer een lus gewandeld vanuit het huis en de schapenzwerm vanuit een andere berg bestudeerd. Net water hoe het zich over de hellingen beweegt. Ze zijn als één lichaam, maar toch blijft het een massa die uit individuen bestaat. Ik heb immers nog nooit een golfje achterop zien raken, die dat opeens beseft en gauw de groep achterna stroomt in een grotere versnelling. Het kruipt als onkruid over het land maar dan sneller. Langzamer weer dan een vogelzwerm. Toch heeft het daar nog het meest van weg; hoe één de leiding neemt en de hele groep dan een andere kant op zwikt.

Wat doen wij het anders dan de rusteloze reizende kunstenaar (Johan Cornelissen) van wie ik een boek aan het lezen ben. Hier in Celleno is het voor ons enkel maar zijn, het is puur ontvangen. Hoe de wind waait, hoe het uitzicht vandaag is, in welk jaargetij we terecht zijn gekomen. We hebben al een vrij vast ritme van vroeg naar bed, vroeg op. Zo veel mogelijk buiten zijn. De meeste dagen een wandelingetje van 3 uur, soms langer en voor de rest van de tijd heel ontspannen en intuïtief werken, bij voorkeur ook buiten. Gisteravond bij wat huishoudelijke klusjes voor het eerst muziek opgezet, maar ook bijna onmiddellijk weer af. De stilte maakt me heel gevoelig voor geluid, ik hoor de schapendraf, hun kauwen, het ruisen van de regen, duizenden vogeltjes, het uitzetten en krimpen van de dennenappels in de schaal. Dat alles is meer dan genoeg.

Voordat we naar Italië vertrokken had ik het erg druk met allerlei regelzaken en met het werk wat af moest. Dat was enkel maar geven en zeer uitputtend. Maar dat is ook een methode om het denken uit te schakelen door alleen maar de hele tijd ‘doen’. Hier is het ook niet meer denken, maar dan door al het ‘zijn’. Toch zette het boek van Johan Cornelissen me weer aan het denken over waar ik mee bezig ben in mijn leven en eigenlijk is dat helemaal niet goed voor mij (als kind was ik al een tobber). Hier en nu leven is zoveel gezonder.

Foto’s gemaakt van mierenstraten met kleine ronde huisjes als huidmondjes van de aardkorst.

Monica komt langs om ons op het eten uitte nodigen. Om half zes zijn we bij haar. De barbecue gloeit nog na. Er zijn ongeveer 15 vrienden van hen. Iedereen kletst en drinkt gezellig. Tegen half acht zijn wij de laatsten…  We hadden het helemaal verkeerd begrepen. In Nederland eet men om 18 uur. Eenmaal thuis maar snel aan het koken gegaan.

‘s Avonds nog even naar de bijna volle maan gekeken, die ook achter een watje bleef hangen. De bibberlichtjes in de verte doen je beseffen hoeveel mensenactiviteit er om je heen is, waar je overdag eigenlijk niks van merkt.

Met lamme benen, bebloed van de bramen en flink natgeregend voldaan weer thuis achter de betraande ramen.

Van stralend weer werd het binnen de kortste keren zo’n dikke mist dat ik binnen rubbings ben gaan maken van de tegelvloer om in een boekje te gebruiken met foto’s van vloeren en muren. Ze hebben zulke mooie structuren. Daarna naar Roccalvecce gewandeld over bijna al allemaal bekende paden. Maar wat is het al anders door alles wat er bloeit. Ook in ons uitzicht hier komen witte vlekken van de bloeiende kersenbomen. Bij de eik zie je soms het oude bruine verdorde blad naast de verse frisgroene blaadjes aan dezelfde twijgen hangen. In het rivierdal hangt nu een oranjegele waas over de uiteinden van de populieren. En waar vorige week nog een rotswand was, is het nu enkel nog knalgeel van het manshoge koolzaad. Lente en herfst met hun veranderlijkheid zijn toch wel de spannendste seizoenen.Nu alweer twee dagen thuis achter de computer en telefoon. Had gedacht hier de kersenweelde voor de tweede keer mee te kunnen maken, maar Nederland heeft Italië dit jaar ingehaald, een dik groen bladerdek en zelfs appel en peer bloeien al.

%d bloggers like this: