
“De lammeren van Egideo en Sergio komen ook op mijn tapijten aangehuppeld.”
De tweede keer dat ik in CAM Celleno ben gaan werken is de meest intense werkperiode uit mijn loopbaan geweest. Ik werkte in een groot geluk. De zelfverkozen eenzaamheid hielp me om tot diepe concentratie te komen. Ik werkte 6 lange dagen per week en maakte de 7e dag steeds een reisje naar de kunstschatten in de omgeving. Het is ingewikkeld én simpel om uit te leggen hoe dat kon, na de dood van Mattia, ons oudste kind. Maar kijk, ik wéét dat het goed met haar is, in de verborgenheid waar zij is, en daarom kan ik het geluk volop ervaren.
Mijn vroege ochtendwandelingen leerden mij de directe omgeving nog veel beter te kennen. De verbondenheid met de natuur ervaarde ik als nooit tevoren en die inspiratie werd zichtbaar in de ontwerpen.
Twee keer ben ik als Artist in Residence in Celleno geweest. De eerste keer in 2011, ik was 50 jaar en ik had een opdracht gekregen die ik op mijn eigen atelier maar niet voor elkaar kreeg: een wandtapijt voor de grote Abdijkerk in Middelburg, Nederland. In Celleno moest het gaan gebeuren, in deze 3 maanden zou ik het grootste werk dat ik tot dan toe gemaakt had, gaan uitvoeren.
De tweede keer was acht jaar later. Ik was in een ander leven beland, na de dood van Mattia, en 3,5 jaar daarna ging ik in Celleno weer ruim 2 maanden werken aan ontwerpen voor nieuwe wandtapijten.
De sfeer van het huis en de grond eromheen, zijn zo in orde dat ik me er direct goed voelde. Wat me niet beviel, veranderde ik, wetende dat dit me niet kwalijk werd genomen. Het leven in deze relatief afgezonderde plek maakte het voor mij een vrijplaats van waaruit nieuwe beelden konden gaan stromen.
De eerste keer zat er druk op de ketel. Het was een ingewikkelde klus. Groter, en in een voor mij vrij onbekende techniek; het weven. Het lukte. Alles in Celleno was stimulerend en de tekeningen kwamen af – ze pasten ook precies in de grote ruimte van het huis, zodat ik ze van bovenaf, ik ging op de trap staan, eens in de zoveel tijd als geheel kon beoordelen. Dan legde ik ze neer op de grond in de hal en de keuken. Het 11 meter hoge tapijt kwam er. Een jaar later hing het geweven in de Abdijkerk. Maanden heeft het geduurd om de tekeningen te maken en na 100 weefproefstroken werd het tapijt in drie dagen geweven in het TextielLab van Tilburg. Daarna werd er vier maanden lang met handborduursel van een grote groep mensen aan gewerkt.
De tweede keer, in 2019, wilde ik heel graag weer naar Celleno om een serie nieuwe tapijten te ontwerpen. Dit keer was ik er iets later in het seizoen (maart en april). Mijn intentie was om 4 wandtapijten te ontwerpen over het leven. De ideeën daarvoor had ik in de voorafgaande jaren steeds beschreven, maar ik kwam er niet uit waar deze serie écht over zou moeten gaan. Ik heb vier tapijten ontworpen: Adam zwemt, Verrijzenis, Vergezicht en Wonderful. De tapijten zijn in de zomer van 2019 geweven in Nederland.
Terugkijkend zie ik dat de kleuren van het huis en het interieur, in het werk terecht zijn gekomen. Het uitzicht in de vroege ochtend vanaf het Franse balkonnetje in de slaapkamer is letterlijk vertaald in het werk ‘Vergezicht’. De schapen en lammeren van Egideo en Sergio waren al op het tapijt voor de Abdijkerk verschenen, ook op het tapijt ‘Verrijzenis’ komt een van hun lammeren aangehuppeld. Het everzwijn op dit tapijt heb ik in de nabije bosjes ontmoet, ik schrok enorm toen ik opeens oog in oog met het dier stond. De irissen en de bloesems zijn rechtstreeks overgenomen uit de omgeving van Celleno. Het gerande landschap en de gelaagde luchten en allerlei andere details uit de omgeving vonden hun weg naar mijn werk.
Ik woon in Middelburg, in de provincie Zeeland in het zuiden van Nederland, vlakbij de zee. Het is best een lange reis naar Celleno. De laadruimte van mijn auto was bij beide werkreizen goed gevuld. De dag van aankomst heb ik geschoven met het meubilair en mijn atelier ingericht, in het hoge deel van de ruimte, naast de trap. Ik heb de tekentafel in elkaar gezet, de voorraad papier boven op de grote kamer uitgestald, de verlichting opgehangen, een stoel bij de deuren naast de kachel gezet, een grote tafel naar de rechterkant van de tekentafel gesleept om mijn boeken en materialen neer te leggen. Ik had mijn werkboek met schetsen van thuis meegebracht en ben vanaf dag 1 gaan schrijven in een nieuw werkboek. Daarin vertelde ik over mijn ervaringen en ontwikkelden zich de vragen en ideeën van waaruit de beelden ontstonden. Iedere dag nam ik tijd voor een lange wandeling. De eerste weken in de namiddagen, en toen het vroeger licht werd, vanaf zonsopgang. Daarna een ontbijt, terwijl de schapen langs het huis door Sergio of Egideo het dal in werden gestuurd.
Bij de eerste reis maakte ik een bijna dagelijkse gang naar de bar in Celleno Vecchio, om even onder de mensen te zijn en mijn mail te checken. Bij de tweede reis ging ik alleen nog voor de boodschappen en de wekelijkse excursie, met de auto op pad. De mail kon ik nu op mijn telefoon ontvangen.
In 2011 wisselde ik het werk nog wel af met tuinieren, in 2019 had ik daar geen tijd voor en zat ik zo diep in mijn werk dat het zelfs ’s nachts gewoon doorging in mijn dromen. Aan het begin van de middag kookte ik een eenvoudige Italiaanse maaltijd, verdeelde die over 4 borden zodat ik voor twee dagen iets lekkers te eten had.
Bij mijn aankomst in 2011 deed de verwarming het niet goed, dat bracht mij gelijk bij Monica en Rosario die mij hielpen dit probleem op te lossen. Mijn dagelijkse bar-uur bracht mij ook in contact met de plaatselijke bevolking, net als de boodschapjes in de plaatselijke supermarkt dat deden. Met de vrienden van Monica kreeg ik wat meer contact, ik werd uitgenodigd voor etentjes en vroeg de vrienden ook bij mij te eten en toonde hen mijn werk.
Voor het Kersenbloesemfeest op de heuvel werd ik ook uitgenodigd, het was van een grote schoonheid.
In 2019 was er minder contact met de buitenwereld op een paar bezoeken van en aan Monica en de ‘praatjes’ met Egideo, Anna-Maria en Mikaël na. Ik had mezelf wat te veel werk op de hals gehaald en wilde dat graag afmaken. Wel maakte ik elke zondag een excursie. Allereerst wilde ik graag mijn geliefde Giotto weer zien in Assisi. De invloed van de Italiaanse middeleeuwse- en renaissanceschilders is altijd groot geweest op mijn werk. Ook het Interbellum is een periode die ik graag in de Italiaanse kunst bekijk. Tijdens mijn laatste reis ben ik ook speciaal naar tapijten gaan kijken bijvoorbeeld in de Vaticaanse musea in Rome.
In 2019 sprak ik Lorenzo, de zoon van Enrico Castellani die in 2011 nog op de burcht woonde en werkte. Hij kwam bij mij op bezoek terwijl Dieuwke en Aad er ook waren. Met Monica en Rosario had ik zowel in 2011 als in 2019 regelmatig contact, ook over het werk. Jammer dat Rosario in 2019 niet meer in Celleno was. In Rome had ik contact met de cultureel attaché van de Nederlandse ambassade. Deze kwam mij in 2011 ook in Celleno opzoeken. Verder kwam mijn galeriehouder uit Nederland, Jacoba Wijk, in 2011 logeren samen met de kunstenaar Maria van Kesteren. In 2019 lukte dat helaas niet. Verder waren er legio gestorven kunstenaars aan wier werk ik mij heb vergaapt en waarvan ik soms letterlijke citaten in mijn werk heb gebruikt. De Christuskop in de scene ‘Druivenoogst’ in het grote tapijt voor de Abdijkerk, heb ik van Fra Angelico uit de Duomo van Orvieto geleend. De reliëfs op het front van deze kerk heb ik gebruikt voor ‘Adam zwemt’. De voeten van de balancerende jongen en de dode in De strenge bittere dood, komen van Giotto. Enzovoorts.
In Italië luisterde ik naar de grappige cdcollectie die in CAM aanwezig is en heb ik steeds uit volle borst meegezongen, dat was heerlijk. Ik nam zelf mijn favoriete componisten (o.a.) Arvo Part, Douwe Eisenga, Benjamin Britten, Olivier Messiaen en dat soort serieuze jongens mee. De spirituele lading daarvan spreekt me aan. Maar daar in CAM werkte het uitgelaten aardse eigenlijk beter… die afwisseling was eigenlijk wel goed.
Mijn lievelingskleur is blauw. Bij Italië passen de kleuren van het huis CAM, het olijfgroen, de Siena- steenrode vloer, de okers van de aarde en de buitenmuren. Het irisblauw en de bonte aprilbloemkleuren passen ook allemaal bij Celleno. Maar … zoals ik Italië nu tweemaal langdurig in de winter en het vroege voorjaar heb meegemaakt, past daar ook het vergrijsde struikgewas, het kale okerkleurige land en de blauwige nevels van het uitzicht bij. Het roze en paars van het ochtendgloren en de ongelooflijke zonsondergangen in de weidsheid van het Tiberdal.
Ja… hmm… als ik er nu zo aan terugdenk: het mimosageel van de boom slaat natuurlijk alles!
Beide werkperiodes zijn bijzonder geslaagd. Het grote tapijt in de Abdijkerk heeft veel positieve gevolgen gehad voor mijn werk en de belangstelling daarvoor. Dit grote project heeft veel publiciteit gehad en wordt beschreven in boeken en tijdschriften. De serie tapijten van 2019 heb ik in de tentoonstelling ‘Vergezicht’ bij Jan van Hoof Galerie in den Bosch en op PAN Amsterdam getoond. Drie van de vier ontwerptekeningen hebben hun weg naar klanten gevonden. De tapijten ga ik in de komende tijd vaker tonen op allerlei plekken.
AIR in Celleno zijn, bracht mij bij mijn diepste zelf. Het werk dat ik in deze omstandigheden in dit huis kon maken, gaat voorbij de trots naar dankbaar geluk.