
“Hoe moet je anders tot elkaar komen dan door gewoon te blijven lullen?”
De leenwoorden in het Nederlands nemen in rap tempo toe: kinderen heten ‘kids’, een conflictbemiddelaar heet ‘mediator’ en een kunstenaarsgesprek heet ‘artist talk’. Bij lezingen is Engels doorgaans de ‘voertaal’. Ja, en dan overtuig je jezelf er iets te gemakkelijk van dat het Engels overal en voor iedereen de lingua franca is. Totdat we (begin 2017) op de Strada Canne in Celleno aankomen. We kunnen Casa Amenta Maria niet vinden. Gelukkig praat de leuke mevrouw (met de bril) die wij op de stoffige zandweg ontmoeten gewoon door, zodat wij door goed te luisteren, uiteindelijk begrijpen hoe we onze bestemming kunnen vinden.
Wij komen uit Nederland. Je kunt me daar in een fijne straat van huis naar atelier en weer terug zien lopen. Onze buren, en ook mensen uit de hele wereld, lopen over deze fijne straat. En zo ontmoet ik het meisje uit Mumbai dat neuro-science studeert, de vrouw met expressieve kleding uit Ethiopie die haar familie is ontvlucht, de Mexicaanse die me na ieder kort gesprek innig omhelst, de Afrikaanse schoonheid met wie ik daarna twee sterke foto’s maak, de vrouw uit Parma die ons nu al drie keer Italiaanse les heeft gegeven. Allemaal tegen een decor van één grote gevelwand van huizen.
Hier aan de Strada Canne ontbreekt dat gekrioel van mensen; je bent er alleen in het weidse landschap. Een landschap dat me dronken maakt. ’s Nachts werpt hier de maan schaduwen over de grond en staan er duizenden sterren aan de hemel. ’s Ochtends zie ik een zwarte wolk van spreeuwen. Behalve hun gekwetter hoor ik hun vleugels lucht verplaatsen. Twee jaar geleden lag er eind februari een dik pak sneeuw. Nu hult het landschap zich in nevelen, totdat op maandag de Tramontana begint te waaien. Op woensdagochtend heeft deze noordenwind alles droog gewaaid en lijkt het of ik een bril heb opgezet, zo haarscherp is ineens het landschap dat hier aan onze voeten ligt en tot de Corno Grande reikt, bijna honderd kilometer verder.
Als Dieuwke Parlevliet vertelt over de tentoonstelling in Celleno die de Stichting Zeeuws Blauw wil organiseren met de kunstenaars die hier als Artist in Residence hebben verbleven, begin ik meteen te fantaseren over de uitgehakte grotten die je hier overal ziet. Afgesloten met houten deuren met altijd een ritme van raampjes. Deze grotten lijken me ideaal om opnieuw te gaan stuccen en ze dan te beschilderen en zo de traditie van de Etrusken opnieuw leven in te blazen! Je gebruikt dan de eigenschappen van dit landschap. Met een curator die dé actuele vraag weet te formuleren, kun je dan iets teweegbrengen. Misschien de volgende keer? Ontmoetingen met passanten, buren, vrienden, kunstenaars, vormen de basis van mijn bestaan. Incontro als titel voor de tentoonstelling in 2020 sluit dus naadloos aan op mijn leven en werk. Graag had ik Enrico Castellani nog ontmoet, maar ik kwam pas twee maanden na zijn overlijden. Toen heb ik in Celleno gewerkt aan het voorwoord van mijn (jawel; Engelstalige) catalogus met 49 werken. Sinds 2011 maak ik stokken; zelf noem ik ze graag staf; ze lijken ook wel op een knuppel, een antenne, of een maatstaf. Met deze stokken (iedere staf bestaat uit 28 losse onderdelen) wil ik aandacht vragen voor de waarde van vereniging, de waarde van een groep. Context colours diversity, heet het in de catalogus, oftewel; in samenhang krijgt verscheidenheid kleur. Ter nagedachtenis aan Enrico Castellani maak ik in 2018 staf #81. Als op het erf van de residency de mimosa, waar Castellani de geuren nog van heeft opgesnoven, doodgaat, neem ik het hout mee naar Nijmegen, waar ik het in 28 stukken zaag, en de losse delen schilder, ontbast of gewoon zo laat. Ik werk nu aan deze tweede sculptuur ter nagedachtenis van de kunstenaar uit Celleno. (Mimosa for Enrico Castellani, staf # 82)
Door zo’n staf, wandelstok, maatstaf of trofee door iemand te laten gebruiken, wil ik de kloof tussen kunst en dagelijks leven overbruggen. Ik wil er een extra betekenislaag aan toevoegen. De mens en zijn staf, zijn wandelstok, zijn scepter, zijn trofee. Voor een roze muur in Celleno verrichten Katia Di Martino, Guilia Artemi, Eliça Rastrello en Noemi Lattanzi met twee van mijn maatstaven een meting.
Vanuit haar auto op de Strada Canne groet Maria Cecilia Salvatori (de vrouw met de bril ) me vrolijk lachend. Zij lijkt me de perfecte vrouw om met staf #24 te poseren het liefst in haar olijvenboomgaard. In de aangrenzende rotswand laat ze ons de holen zien waar haar voorouders hebben gewoond. Eén grot als leefruimte, dan nog grotten voor de varkens en voor de kippen en natuurlijk ook één als oven. In de boomgaard heeft ze nieuwe olijfbomen en fruitbomen erbij geplant. Zij brengt één van de wijsheden van Baruch Spinoza ten uitvoer: Doe wel en wees blij.
Als de opnames uiteindelijk gemaakt zijn, ben ik trots op deze impulsieve, spontane, en vooral alerte actie! Het lijkt wel alsof de Tramontana ook de nevelen uit mijn geest heeft gewaaid. Maria plukt wilde planten, waarvan ik eerst dacht dat het onkruid was, en ik krijg ze cadeau van haar. Een paar uur later kook ik deze groente kort en roer ze dan door de olie met knoflook. Het smaakt goed ook al ben ik de ansjovis vergeten. Twee dagen later serveert Antonio Ferrentino, die als vertaler bij de twee foto-sessies was, het ons (nog lekkerder) met pasta.
De ontmoeting met Maria, en de ontmoeting met de vier jonge vrouwen op de stoep bij het roze huis, raken me in het hart. Maria Cecilia Salvatori blijft me verleiden om Italiaans te gaan spreken: als ik op de laatste dag van ons verblijf over de Strada Canne loop, zwaait ze vrolijk en werpt me, uit het open raam van haar auto, heel veel hartelijke Italiaanse woorden toe.
Onderschrift bij foto: Staff # 44, with performers Jacob Vanneste & Lisa Kokwenda Schweiger, composers Boris Bezemer & Stefaan Quix. Bekegem België August 25 2019